Overweging bij de evangelielezing

Onderstaand de tekst ter overweging door mij gemaakt naar aanleiding van het evangelie van de 25e zondag door het jaar a.

Blijft allen gezond en dank voor uw arbeid in de wijngaard van de Heer, voor de parochie.  Pastoor Jos Hermans

Overweging

Broeders en zusters in Christus,

je hebt recht gebaseerd op overeenkomsten en je hebt billijkheid gebaseerd op vertrouwen. Conform het recht ontvingen de eerste arbeiders het overeengekomen dagloon uitbetaald van de landeigenaar te weten 1 denarie.

Vervolgens ontvingen de laatsten die op de goedheid van landeigenaar vertrouwden om wat billijk zou zijn evenzo een dagloon te weten 1 denarie.

God geeft allen die zijn wil doen dagelijks brood te eten. Wat gewaardeerd en beloond wordt door God, is niet het aantal uren, niet het werk dat wordt verzet,  maar de bereidheid om zijn Wil te doen.

Allen die bereid zijn om zijn wil te doen en gehoor geven aan zijn oproep om te werken in zijn Wijngaard ontvangen gelijk loon, op grond van wat overeengekomen is, zoals met het Joodse volk Israël, of op grond van wat billijk is, zoals met allen die na het Joodse volk, geroepen zijn om mee te gaan helpen in de wijngaard van de Heer en gerechtigheid en vrede oogsten.

Tot welke groep rekent u zich?

De eerste groep, die dagelijks verzekerd is van wat ze krijgen, als die naar de wijngaard van de Heer gaat om er te werken. Of de laatste groep die elke dag hoopt en vertrouwt op de goedheid van de a(A)nder, die je roept en zendt om te gaan werken in de wijngaard van de Heer.

Allen worden we beloond om onze bereidheid om zijn Wil te doen. Dat is voor God maatgevend en dat zou in onze samenleving die lijkt gereset te worden ook de norm dienen te zijn.  Wat denkt u, ervaart u dat ook zo?  Amen.

Mt. 20, 1-16a    Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens Matteüs.

In die tijd vertelde Jezus aan zijn leerlingen de volgende gelijkenis: “Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar, die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard. Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar de wijngaard.

Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkeloos op de markt staan. En hij zei tot hen: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is. En zij gingen.

Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde. Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen  staan. Hij zei tot hen: Wat staat ge hier de hele dag werkeloos? Zij antwoordden hem: niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard.

Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hen uit, te beginnen bij de laatsten en zo tot de eersten. Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie; toen nu ook de eersten  kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie. Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren en zeiden:

Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt en gij stelt ze gelijk met ons, die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen. Maar hij antwoordde één van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie?

Neemt wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is, evenveel geven als aan u. Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt gij kwaad, omdat ik goed ben?

Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.”